Overhead en allocatie middelen

Binnen de vereniging is een vanzelfsprekend uitgangspunt dat een zo groot mogelijk aandeel van de financiële middelen direct ten goede te komt aan het onderwijs. Het meten hiervan gebeurt langs twee lijnen:

  1. Het aandeel van de reserveringen op de lumpsumopbrengsten op bovenschools niveau (zoals raad van bestuur, OMO-bureau en verenigingsprojecten);

  2. De verdeling van de formatie binnen de vereniging, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar primaire formatie (onderwijzend personeel en personeel dat direct ondersteunend is aan het primaire proces) en ’overhead’ (directie en overig ondersteunend personeel). Hierbij wordt aangetekend dat de functiebenaming niet altijd volledig overeenkomt met de daadwerkelijk uitgevoerde taken; er zijn bijvoorbeeld directieleden met lesgevende taken.

Ad. 1. Reserveringen op bovenschools niveau

Circa 90% van de totale inkomsten van de vereniging bestaat uit lumpsum die van het ministerie van OCW wordt ontvangen. In 2019 ging 95,0% van die lumpsumopbrengsten direct naar de scholen, in 2020 is dit 95,0%. Het gemiddeld budget per leerling dat direct naar de scholen gaat in 2020 is ten opzichte van 2019 met 299 euro toegenomen naar 2.632 euro.

In onderstaande tabel wordt de verdeling van de lumpsum 2020 weergegeven over de verschillende geledingen van de vereniging (bron: financiële kaders 2020, december 2020).

Doelgroep

% van lumpsum
opbrengsten

Scholen

  

Schoolleiders

1,1%

 

Scholen

93,6%

 

Bijdrage scholen aan DDC

0,3%

 

Totaal scholen

 

95,0%

   

Verenigingstaken

  

Eigen risicodragerschap

1,8%

 

Academische opleidingsscholen

0,2%

 

Projecten en thema's

0,1%

 

Licenties en managementinformatie

0,4%

 

Contributies

0,2%

 

Overige

0,6%

 

Totaal verenigingstaken

 

3,3%

   

Raad van bestuur en raad van toezicht

 

0,1%

   

Bureau Ons Middelbaar Onderwijs

 

1,6%

   

Totaal lumpsumopbrengsten (incl. prestatieboxgelden)

 

100,0%

Tabel: Verdeling lumpsum

Ad. 2. Overheadformatie

Er wordt geen streefgetal gehangen aan het percentage overhead, maar wijzigingen in omvang en niveau van ondersteunende functies worden altijd kritisch beoordeeld. Daarnaast worden de omvang en het functieniveau van de totale ondersteunende organisatie periodiek herijkt, waarbij effectiviteit en efficiëntie in samenhang worden bekeken. In onderstaande grafiek is het verloop van het aantal fte en percentage overhead over de afgelopen jaren weergegeven met daarbij een uitsplitsing tussen scholen en bureau/bestuur.

Grafiek: Overhead

In 2020 kwam het kengetal overhead (overheadformatie ten opzichte van de totale formatie) gemiddeld uit op 18,4%, waarvan 16,2% op de scholen werkt en 2,2% betrekking heeft op het OMO-bureau en de raad van bestuur. Een jaar eerder bedroeg de overhead 18,1%.

Benchmark met collega schoolbesturen

Na eerdere onderzoeken in 2011 en 2013 is in 2017 opnieuw een benchmarkonderzoek uitgevoerd inzake het overheadpercentage in het voortgezet onderwijs. In totaal hebben 36 vo-besturen aan het onderzoek deelgenomen. De schoolbesturen vertegenwoordigden 230.000 van de in totaal 960.000 leerlingen en 144 van de in totaal 652 BRIN-nummers. Aan het onderzoek hebben zes besturen meegedaan met ten minste 10.000 leerlingen.

Het overheadpercentage van OMO is lager dan het gemiddelde van zowel de grote besturen als het gemiddelde van alle deelnemers. Dit geldt eveneens voor de omvang van het ondersteunende bureau.