Grondslagen voor waardering van activa en passiva

Materiële vaste activa

Algemeen

De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijging- of vervaardigingprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en indien van toepassing met bijzondere waardeverminderingen. De jaarlijkse afschrijvingen zijn gebaseerd op de geschatte economische levensduur en worden berekend op basis van een vast percentage van de verkrijgingsprijs, rekening houdend met een eventuele restwaarde.

De gehanteerde afschrijvingstermijnen per activatype zien er als volgt uit:

Activatype

Afschrijvings-
termijn

Percentage

Grond

n.v.t.

n.v.t.

Gebouwen

40 jaar

2,50%

Verbouwingen

20 jaar

5%

Installaties

20 jaar

5%

Leer- en hulpmiddelen

10 jaar

10%

Meubilair/inrichting

15 jaar

6,67%

Apparatuur

5 jaar

20%

Automatiseringsapparatuur/programmatuur

5 jaar

20%

Boeken intern boekenfonds

4 jaar

25%

Vervoermiddelen

5 jaar

20%

Er wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname.

De aangewende investeringssubsidies worden in mindering gebracht op de boekwaarde van de materiële vaste activa.

Activa met een aanschafwaarde onder de 2.500 euro worden regelmatig vervangen. Als gevolg hiervan is op de balans een vast bedrag (‘constante waarde’) van 5,2 miljoen euro opgenomen voor activa onder de 2.500 euro, met als uitgangspunt dat sprake is van een ideaalcomplex: jaarlijkse aanschaf en afschrijving zijn nagenoeg gelijk. De hoogte van de constante waarde wordt gevolgd en is in verslagjaar 2018 getoetst met de realiteit. Desgewenst kan deze op enig moment worden aangepast. Op de constante waarde wordt niet afgeschreven.

Gebouwen en terreinen
De investeringen in gebouwen, waarvan het juridisch en economisch eigendom bij de vereniging berust, worden op de balans geactiveerd en lineair afgeschreven in 40 jaar (nieuwbouw) of 20 jaar (verbouw).

Op gebouwen gefinancierd door de overheid rust een (economisch) claimrecht van de gemeenten. Het juridische eigendom van deze gebouwen berust bij vereniging Ons Middelbaar Onderwijs en het economisch eigendom bij gemeenten. Evenwel is het mogelijk dat een deel van deze gebouwen door de vereniging zelf is gefinancierd, waarbij geen economisch claimrecht is verworven. Dit deel van de gebouwen wordt geactiveerd en afgeschreven in 40 jaar.

Vanwege de onbeperkte gebruiksduur wordt op terreinen niet afgeschreven.

Voor de kosten van periodiek groot onderhoud wordt een voorziening gevormd. Deze voorziening is opgenomen onder de overige voorzieningen aan de passiefzijde van de balans.

Inventaris en apparatuur / andere vaste bedrijfsmiddelen
De activeringsgrens voor de aanschaf van inventaris, apparatuur en andere bedrijfsmiddelen bedraagt 2.500 euro. Investeringen met een aanschafwaarde van minder dan 2.500 euro per investeringsbeslissing worden rechtstreeks ten laste van het resultaat gebracht.

Jaarlijks vindt er een administratieve opschoning van activa plaats, die meer dan een jaar geleden volledig waren afgeschreven.

Projecten in uitvoering
De projecten in uitvoering worden opgenomen tegen de vervaardigingkosten. Na afronding van de projecten worden de gelden van de overheid, die ter financiering zijn ontvangen, in mindering gebracht op de investeringsuitgaven van het betreffende project.

Financiële vaste activa

Overige vorderingen
De overige vorderingen bestaan uit verstrekte leningen aan derden. Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Vlottende activa

Vorderingen
De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Oninbare vorderingen worden afgeboekt.

Liquide middelen
De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Liquide middelen, die niet direct ter beschikking staan, worden verwerkt onder de vorderingen. Liquide middelen, die ten minste 12 maanden niet direct ter beschikking staan, worden gepresenteerd onder de financiële vaste activa.

Eigen vermogen

De gelden die zijn opgenomen onder het eigen vermogen betreffen publieke en private gelden.

Algemene reserve
De algemene reserve geldt ter waarborging van de continuïteit van de totale OMO-organisatie op de lange termijn.

Bestemmingsreserves
Binnen vereniging Ons Middelbaar Onderwijs is momenteel een bestemmingsreserve gevormd voor de NPO gelden.

Bestemmingsfondsen
Bestemmingsfondsen worden gevormd ter dekking van toekomstige uitgaven inzake bijzondere doeleinden. Aan de vorming van een bestemmingsfonds ligt een verplichting ten grondslag die is opgelegd door derden.

Resultaatbestemming
In deze jaarrekening zijn de resultaatbestemmingen verwerkt over het verslagjaar.

Voorzieningen

Onder de voorzieningen worden de personele voorzieningen en de overige voorzieningen gepresenteerd. Tenzij anders aangegeven worden de voorzieningen opgenomen tegen nominale waarde.

Een voorziening in verband met verplichtingen wordt uitsluitend gevormd indien op balansdatum aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs heeft een huidige in recht afdwingbare of feitelijke verplichting op grond van een gebeurtenis uit het verleden;

  • het is waarschijnlijk dat een uitstroom van middelen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen; en

  • een betrouwbare schatting kan worden gemaakt van het bedrag van de verplichting.

Personele voorzieningen
Hieronder is de voorziening opgenomen voor verplichtingen uit hoofde van toekomstige uitkeringen bij ambtsjubilea van personeelsleden. Dit is een statische voorziening waarvan jaarlijks de hoogte per ultimo verslagjaar wordt bepaald door het aantal personeelsleden (in fte’s) te vermenigvuldigen met een bedrag van 900 euro.

Overige voorzieningen
Hieronder is de voorziening groot onderhoud opgenomen. Deze voorziening ten behoeve van een gelijkmatige verdeling van lasten voor groot onderhoud van gebouwen wordt bepaald op basis van de te verwachten uitgaven voor groot onderhoud over een reeks jaren. De voorziening wordt lineair opgebouwd. Het uitgevoerde onderhoud wordt ten laste van deze voorziening gebracht. Voor de voorziening groot onderhoud wordt gebruik gemaakt van de tijdelijke overgangsregeling (artikel 4 lid 1c Rjo).

Langlopende schulden

Schulden met een resterende looptijd van meer dan één jaar worden aangeduid als langlopend. De langlopende schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde van de schuld.

Kortlopende schulden

Dit betreffen schulden met een op balansdatum resterende looptijd van ten hoogste één jaar. Kortlopende schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde van de schuld.

De overlopende passiva betreffen vooruit ontvangen bedragen die aan opvolgende perioden worden toegerekend en nog te betalen bedragen, voor zover ze niet onder de andere kortlopende schulden zijn te plaatsen.