Belangrijkste risico’s en onzekerheden
OMO wil als onderwijsinstelling (strategische) doelen realiseren en tegelijkertijd voldoen aan geldende wet- en regelgeving. Bepaalde gebeurtenissen en veranderende omstandigheden, zowel binnen als buiten onze organisatie, kunnen dit echter in meer of mindere mate belemmeren. Het tijdig onderkennen van dergelijke gebeurtenissen, het inschatten van de kans van optreden en van de impact op het bereiken van de (strategische) doelstellingen, maakt onderdeel uit van het (bestuurlijke) aandachtsgebied ‘risicomanagement’. Om negatieve impact te voorkomen is het van belang dat we relevante risico’s tijdig identificeren en analyseren (risicoprofiel) en passende beheersmaatregelen nemen (risicobeheersing).
Omdat de wereld om ons heen steeds sneller en sterker verandert, kan niet worden volstaan met één momentopname. Om die reden moeten de strategische risico’s jaarlijks herijkt, geprioriteerd en vastgesteld worden door de Raad van Bestuur in samenspraak met de Raad van Toezicht. De totale financiële positie van de vereniging is voldoende om de risico’s te kunnen opvangen.
Als belangrijkste risico’s zijn benoemd:
Toenemende omvang van tijdelijke middelen
In de afgelopen jaren is de omvang van het deel tijdelijke middelen voor specifieke taken op de OMO-begroting fors gegroeid. Voor het uitvoeren van deze taken zijn medewerkers nodig die als gevolg van het tijdelijke karakter moeilijk een perspectief aangeboden kunnen krijgen.
Uitstroom van medewerkers
Vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd verlaat een groot aantal medewerkers de komende jaren de scholen. Er is zorg over de wijze waarop kennis en expertise in de scholen kan worden behouden. Landelijk is er sprake van een lerarentekort. De uitdagingen van de krappe arbeidsmarkt hebben een duidelijke invloed op ons onderwijssysteem. Dit vereist voortdurende aanpassing en flexibiliteit van zowel onze structuur als ons personeel. Om hieraan tegemoet te komen, is het essentieel om een toekomstgericht personeelsbeleid te ontwikkelen dat naadloos aansluit bij de langetermijnstrategie van onze organisatie.
Korte termijn handelen overheid
De vereniging loopt het risico dat wet- en regelgeving worden aangepast door de overheid. Het korte termijn handelen van de overheid leidt tot onzekere financieringsstromen als gevolg van het aanscherpen van bekostigingsvoorwaarden of gedeeltelijke bezuinigingen.
Prestatiebox
Ook in 2023 blijven er middelen in de Prestatiebox beschikbaar voor strategisch personeelsbeleid (SHRM). Omdat een gedeelte van de doelen voor SHRM is behaald, zal in 2024 het beschikbare budget voor 50% worden uitbetaald aan de scholen.
Taakstellingen
In de verschillende begrotingen is aangegeven dat enerzijds het totaal aan overheidsbezuinigingen en anderzijds de ontwikkeling van leerlingaantallen de exploitatie onder druk zet. Om tot een structureel sluitende begroting te komen is een aantal taakstellende bezuinigingen opgenomen, met name op de formatie binnen de verschillende scholen. Op een enkele school is er sprake van een beperkte boventalligheid. In de meeste gevallen zal het natuurlijk verloop toereikend zijn om de taakstellingen te realiseren (los van frictie). Hiervoor geldt dat een en ander wordt bewaakt door middel van de perioderapportages.
IT- en informatieveiligheid
Met regelmaat worden cybersecurityincidenten gemeld in het nieuws, waarbij ook onderwijsinstellingen niet gespaard blijven. OMO richt zich op het intensiveringsprogramma informatiebeveiliging waarbij het programma ingaat op het versterken van de weerbaarheid van scholen en hun ICT-omgeving. Er wordt versneld overgegaan naar een centrale IT-structuur.
Weerstandsvermogen
Alle afzonderlijke OMO-scholen beschikken over een eigen financiële administratie en een reservepositie. Deze reserves tezamen maken het merendeel uit van het eigen vermogen van de gehele vereniging. Voor iedere school is een streefwaarde van het weerstandsvermogen afgesproken van 8%. Voor scholen die niet aan deze waarde voldoen geldt dat maatregelen zijn of worden genomen om de exploitatie en het weerstandsvermogen weer op orde te krijgen. De vorderingen op dit gebied worden nauwlettend gevolgd via de perioderapportages.
Doordecentralisatie
In de sector voor het voortgezet onderwijs ligt de verantwoordelijkheid voor de financiering van nieuwbouw sinds de decentralisatie in 1996 bij gemeenten. Als het gaat om verbouw en groot onderhoud is het schoolbestuur verantwoordelijk. Sinds de decentralisatie bestaat de mogelijkheid voor gemeenten om de verantwoordelijkheid door te decentraliseren naar schoolbesturen. Een gemeente kan dit doen door met een schoolbestuur een overeenkomst te sluiten, waarbij de taken en investeringsmiddelen voor de onderwijshuisvesting worden overgedragen. Hierdoor komt een schoolbestuur in de positie om met een integrale(re) visie naar de huisvesting te kijken. Inmiddels heeft de vereniging met 15 gemeenten een overeenkomst, waarbij de vereniging de verantwoordelijkheid voor de financiering van (vooral grootschalige) bouwprojecten draagt. Aan de hand van rekenmodellen worden de inkomsten, uitgaven en waarderingen van deze overeenkomsten periodiek gemonitord door alle interne en externe belanghebbenden.
Overige huisvestingsprojecten
Door de ontwikkeling van de bouwprijzen worden ook risico’s gelopen bij de uitvoeringsprogramma’s in het kader van het IHP in diverse gemeenten. Met de stijging van de bouwprijzen neemt de druk op de gemeentebegrotingen toe, waardoor gemeenten steeds vaker verzoeken om een eigen bijdrage vanuit de scholen bij de realisatie van deze projecten. Daarbij zien we ook dat er zelfs tijdens de doorlooptijd van een project sprake kan zijn van een kostenontwikkeling die maakt dat de vastgestelde budgettaire ruimte toch onvoldoende blijkt om het project te realiseren.